February 2008 - Motel Magnolia
Het oorspronkelijke soloproject van singer-songwriter en multi-instrumentalist Pascal Hallibert heeft met ‘Deseronto’ eindelijk hun debuut uit. De groep die in de loop der jaren met de komst van Hans Custers en drummer Daan van Diest een steeds voller geluid kreeg, oogstte in het verleden al menig lofzang. Zo stootte de band (toen nog zonder Daan van Diest) in 2004 door tot in de finale van de prestigieuze ‘Grote Prijs van Nederland’. Ook werd hun demo EP ‘Alma’ uit 2006 door vooral de Nederlandse pers warm onthaald.
De alternatieve country van White Sands mag er dan ook best zijn, zo ook tijdens ‘Deseronto’. Al vanaf opener ‘Until We Fall’ neemt de grauwe, donkere stem van Pascal Hallibert ons mee doorheen een panorama aan warme countrygitaren. Halliberts ruwe vocalen zijn dan ook dé fundamenten van de plaat. De nadruk blijft dus -ondanks de komst van van Diest- toch op het gitaarspel en gezang van Hallibert. Dit resulteert ondermeer in de zowat meest typische countrysong op het album: ‘Days Of Steel’.
Hierna wordt de rol van drummer van Diest wat prominenter. Dit zorgt dan ook voor vollere en ook wel mooiere songs. Meteen duikt ook een onvermijdelijke mondharmonica op. ‘Walk On’ bevestigt dit alles met glans en zorgt voor een eerste hoogtepunt. Op een tweede hoogtepunt is het evenwel eventjes wachten. Ons beproefd geduld wordt echter ruimschoots beloond met het meeslepende en beklijvende ‘Calavera’ waarin Halliberts stem verschroeiend uithaalt. Een hoogtepunt dat helaas geen navolging krijgt.
‘Deseronto’ moet het dan ook vooral hebben van zijn regelmaat aan degelijke songs. Met slechts twee echte uitschieters telt dus vooral het globaal beeld dat de plaat nalaat. Dat is dan weer uiterst positief. De warme gemoedelijke sfeer die namelijk in dit schijfje muziek verwerkt is, geldt als ideale metgezel op koude winteravonden. White Sands neemt met plezier de plaats in van uw open haard, maar weet u evenzeer sporadisch bij uw ziel te nemen. Wij zijn alvast overtuigd, nu u en uw woonkamer nog.
(Dries Vancauwenberghe)